Het eerste nummer van een jaargang is meestal deel van een grotere serie. Nadat vorig jaar een nummer aan God, de Vader werd gewijd, is het nu de beurt aan de Zoon, Christus, als beeld van de onzichtbare God. In dit nummer zullen een aantal artikelen gepubliceerd worden die ook in anderstalige edities verschijnen.
We beginnen het nummer echter met een artikel van Henk Schoot, die op een toegankelijke manier spreekt over de eerste en tweede persoon van de Drie-eenheid. Hij weet de lezer mee te nemen op een reis naar een beter begrip van God.
Het artikel van Hanna-Barbara Gerl-Falkovitz legt zich vooral toe op het ‘zien’, dat van toepassing is op de mensgeworden Zoon van God.
Op een heel beeldende manier laat Régis de la Haye zien hoe het zien van God, en het zien van Christus, al dan niet samenvallen in de christelijke kunst. Vooral in relatie tot de kruis-nimbus. Jeroen Smith gaat heel bijzonder in op Theresia van het kind Jezus, die heel bewust “het heilig Gelaat” in haar naam droeg. Rond deze tijd zijn er verschillende jubilea rond haar persoon: ze is 125 jaar geleden gestorven, ze werd 150 jaar geleden geboren en 25 jaar geleden werd ze tot kerklerares uitgeroepen.
De bijdrage van Notker Baumann legt zich toe op het bestuderen van Augustinus’ benadering van het Christus-mysterie, terwijl tenslotte Robert Imbelli de christologische theologie van Ratzinger onder de aandacht brengt.
We wensen u wederom veel leesplezier toe!
Namens de redactie,
Dr. Lambert Hendriks
Hoofdredacteur
Auteur | Titel | Pagina |
---|---|---|
Redactie | Voorwoord | 1 |
H. Schoot | Christus, Beeld van de Vader. Een analytische benadering | 2-12 |
H.-B. Gerl-Falkovitz | "Wie Mij ziet, ziet de Vader". Opmerkingen bij de fenomenologie van het zien | 13-22 |
R. de la Haye | De kruisnimbus van de Drie-eenheid | 23-30 |
J. Smith | Devotie die ontmoeting werd. Thérèse van het Kind Jezus en het Heilig Gelaat | 31-44 |
N. Baumann | Het zichtbaar worden van het onzichtbare. Augustijnse aspecten van de verschijning van Christus in het vlees met het oog op de wederkomst | 45-55 |
R. Imbelli | De christocentrische mystagogie van Joseph Ratzinger | 56 |