Van mei tot en met juli in het jaar 325 werd in Nicea (in het huidige Turkije) het eerste concilie van Nicea gehouden. Aankomend jaar is dit 1700 jaar geleden. Met dit themanummer over het concilie van Nicea wil het internationale tijdschrift Communio aandacht besteden aan het grootse jubileum dat over heel de wereld wordt gevierd. Nog los van de vele interessante en belangrijke gebeurtenissen in de Kerk, in de aanloop naar het concilie en in de nasleep ervan, is dit concilie vooral op lange termijn van niet te overschatten betekenis geweest voor de Kerk. In dit nummer zullen we een aantal aspecten wat beter bekijken, maar vooral is het te wensen dat de doelstellingen van het concilie – een vredig beleven van het ware geloof in een Kerk die trouw het geloof van de apostelen bewaart en doorgeeft – ook tot in onze dagen vruchtbaar en merkbaar mogen blijven.
Als inleidend artikel bij dit nummer geeft Marco Figliola een beschrijving van het concilie op een laagdrempelige manier, zodat de lezer ingevoerd wordt in wat een concilie is en hoe ze functioneerden. Ook wordt hier al even ingegaan op de rol van de christelijk geworden keizer Constantijn, die het concilie naar zich toetrok.
Pater Kris de Brabander gaat vervolgens meer de diepte in, als hij nauwkeurig laat zien wat er bij het concilie van Nicea eigenlijk op het spel heeft gestaan. Zo blijkt dat het om een zeer complexe zaak ging, waar menselijke verhoudingen en dubbele agenda’s een grote invloed hadden op het verloop en op de receptie van het concilie (dat wil zeggen: wat deed men er mee in de wereldkerk).
De jonge Augsburgse professor Matthias Simperl geeft naar aanleiding van zijn proefschrift over het begin van het Niceense concilie een zeer lezenswaardige beschrijving van de omstandigheden in die tijd. In het bijzonder de rol van keizer Constantijn komt daarbij duidelijk naar voren. Hij wijst op de wetenschappelijke ontdekkingen, evenals de onzekerheden.
Met een knipoog naar zijn aanwezigheid op de synode in Rome, bespreekt Harry Quaedvlieg het concilie van Nicea vooral onder het aspect van synodale eigenschappen. In hoeverre was het concilie toen een voorbeeld van synodaliteit? Het roept ook de vraag op in hoeverre we iets van het concilie van toen kunnen leren.
Een interessant detail in de receptie-geschiedenis van het concilie van Nicea is nog de vraag naar de relatie met het Jodendom. Zeker ook tegen de achtergrond van de kwestie van de paasdatum, komt de vraag naar de Joodse wortels op. Jan-Heiner Tück laat zien dat de Joodse wortels wel degelijk – ook na het concilie van Nicea – duidelijk aanwezig blijven. En dat zelfs op een onverwachte manier.
Tenslotte biedt dit nummer ook twee bijdragen ‘buiten thema’. Ten eerste werd in oktober 2024 een gezamenlijk interview georganiseerd van de Nederlandse en Duitse editie van Communio met kardinaal Eijk. Hij sprak over de Kerk in Nederland, over de secularisatie en ook over de synode. De kardinaal schetst alles behalve een somber beeld, zelfs nu de Kerk geen succesverhaal is.
Tenslotte geeft Eugène Dassen een mooi inkijkje in de Pastorale Regel van Gregorius de Grote, naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van die boek, dat een paar jaar geleden verscheen. Hij laat met een goed overzicht zien op welke wijze Gregorius de christen van vandaag nog steeds kan inspireren in de beleving van zijn geloof.
Namens de redactie,
Dr. Lambert Hendriks
Hoofdredacteur
Rectificatie:
In het vorige nummer van Communio is per abuis bij het artikel “Heeft Jezus ooit gelachen?” de verkeerde auteur genoemd. Het betreft een artikel van Guido Vanheeswijck.