Nadat de voorbije eerste nummers van een nieuwe jaargang telkens een van de kenmerken van de Kerk als onderwerp hadden, sluiten we die reeks nu af met een nummer over de Kerk in het algemeen. Hierin is er veel gelegenheid om diverse aspecten aan te stippen die ons tot denken aanzetten over de Kerk in onze dagen.
Dat doen we op een theologische manier, met een zeer lezenswaardige bijdrage van Norbert Schnell over de Kerk als instituut en als gemeenschap. Anton Štrukelj neemt ons mee naar de tijd van de Kerkvaders, om de Kerk te beschouwen met beelden die hen dierbaar waren. Concreet komt dit in dit nummer tot uitdrukking in een beschouwing van de Kerk als overspelige, die tegelijk kuis is. Bart Koet legt vervolgens een verbinding tussen de theologie en de praktijk met een bijdrage over de huiskerk zoals die in de Handelingen van de Apostelen wordt aangeduid.
Bijdragen over de Kerk die meer praktisch van aard zijn, komen van Bart Verhack, die interessante ervaringen uit de gemeenschap van de Tibériade deelt. Het echtpaar Suijkerbuijk geeft vervolgens een lezenswaardig overzicht van de wijze waarop de liturgie volgens Vaticanum II het geloof en de Kerk voedt en vormt.
Met overwegingen die hij ontleent aan verschillende theologen en vooral aan Chantal Delsol, biedt Joris Schröder enkele mooie aanknopingspunten voor een goed verstaan van de Kerk vandaag. Tenslotte zijn het juist ook de actuele ervaringen van gelovigen, die door Susan Longhurst geanalyseerd worden, om de motieven voor het geloof en het behoren bij de Kerk onder de loep te leggen.
In een mooie bijdrage buiten thema, gaat Matthijs van Ittersum op zoek naar een goed begrip van wat theologie is of zou moeten zijn.
Dr. Lambert Hendriks
Hoofdredacteur
